Bij wilsonbekwaamheid op het gebied van de doodswens is het verlenen van euthanasie extra complex. De hulpvrager kan door persoonlijkheidsverandering aangeven geen euthanasie te willen. Dan is het in de praktijk niet meer mogelijk euthanasie te verlenen, ook al is het eerder in de wilsverklaring vastgelegd. Ook kan het in een stadium van gevorderde dementie lastig zijn aan te tonen dat iemand ondraaglijk lijdt, wat één van de wettelijke eisen is waaraan de arts moet voldoen.
Dementie is een progressieve ziekte. Het kantelpunt tussen het moment waarop de hulpvrager nog kan zeggen wat hij wil en waarop dat niet meer lukt, is moeilijk te voorspellen. Patiënt en arts moeten samen op zoek naar het beste moment om euthanasie te verlenen, waarbij een euthanasieverzoek niet te vroeg wordt ingewilligd en zeker niet te laat. Is iemand eenmaal wilsonbekwaam dan wordt het voor een arts haast onmogelijk een euthanasieverzoek in te willigen.