De twee meest genomen beslissingen zijn: het opvoeren van de medicatie om pijn of andere klachten te bestrijden (meestal met morfine) en het staken of niet beginnen van behandelingen die het leven zouden kunnen verlengen. Deze beslissingen worden – en dat is al jarenlang constant – ieder bij ongeveer 20 procent van de overlijdens genomen. Het resterende percentage betreft beslissingen tot actieve levensbeëindiging op verzoek (euthanasie en hulp bij zelfdoding: 3 procent) en palliatieve sedatie (6 à 13 procent). Al bijna veertig jaar is in Nederland het medisch handelen rond het levenseinde onderwerp van maatschappelijk debat. In dat debat is altijd plaats geweest voor de vraag hoe om te gaan met het weloverwogen verzoek om euthanasie van de uitzichtloos en ondraaglijk lijdende patiënt aan zijn arts.
De laatste tientallen jaren zijn de medische mogelijkheden om een ziekteproces te vertragen en het leven te verlengen sterk toegenomen. Ziekten waaraan mensen in het verleden onherroepelijk binnen korte tijd zouden overlijden, zijn nu zodanig te behandelen dat mensen aanmerkelijk langer kunnen leven. De levensverlenging kan gepaard gaan met een vermindering van de kwaliteit van leven door pijn en ongemak.
Wanneer genezing niet meer te verwachten is en de middelen om pijn te verlichten en ongemakken te bestrijden falen, kan een verlangen naar de dood ontstaan. De dood is dan voor sommigen niet langer een bedreiging maar veeleer een verlossing uit het lijden. Ook is een situatie denkbaar dat − soms vanwege de medische behandeling − mensen afhankelijk worden van medische zorg en deze afhankelijkheid als lijden ervaren, zo zelfs dat dit lijden voor hen ondraaglijk wordt. Hun gedachten kunnen dan uitgaan naar euthanasie. Complexer wordt het als het niet om lichamelijke klachten gaat. Bijvoorbeeld wanneer het ondraaglijke lijden psychische klachten betreft of als mensen lijden aan (beginnende) dementie. De wet geeft hiervoor ruimte, omdat de criteria die de wet stelt ook hier gelden.
Euthanasie en hulp bij zelfdoding zijn vormen van een geplande dood. Vanwege de uitzonderlijkheid van het medisch handelen is de arts verplicht euthanasie of hulp bij zelfdoding te melden bij een van de vijf Regionale Toetsingscommissies Euthanasie. De commissies, die elk uit een arts, een jurist en een ethicus bestaan, beoordelen of de arts heeft gehandeld volgens de eisen die de wet stelt. Zo niet, of in het geval van twijfel, dan stuurt de commissie het dossier naar het Openbaar Ministerie. Dit gebeurt in minder dan 0,02 procent van de gevallen.