Meneer H

Samen met verpleegkundige Mieke, die ik nog ken uit het verpleeghuis waar ik vroeger werkte, stap ik het huis van de familie H. binnen. Klein en knus. Porseleinen beeldjes in glazen kasten. Muren behangen met klokken. Grote koekoeksklokken, met klepels tot aan de grond. Een hond likt mijn voet. Meneer H. zit tussen zijn drie zonen. Van de man op de foto’s is niet veel meer over. De kanker heeft zijn lijf overgenomen; pijn, benauwdheid, moeite met slikken, niet eten, niet poepen, misselijk. Een magere fragiele man, hij zit aan de eettafel, midden in de kamer, omringd door porselein. Breekbaar. Een paar woorden rollen uit zijn mond. Zijn vrouw zucht; verdriet kan verlammen. Verdriet. Zoveel verdriet in de kamer. Vergankelijkheid is bedroevend, haast onacceptabel. Een leven in deze kleine kamer lijkt al verloren. Foto’s op de muur herinneren aan een Bourgondische leefstijl. Een man die danst, een brede grijns; verhalen kleuren de grauwe werkelijkheid. Er is angst in zijn ogen, voor wat nu in zijn lijf raast. Angst ook voor het onvermijdelijke, de dood. Zijn zonen, trots op pa, hebben hem deze week nog meegenomen naar het werk en een muurtje naar hem vernoemd. Nagedachtenis geven aan zijn leven, aan hun vader, de kranige kraanmachinist.

Een zucht van verbazing waait door de kamer..

Twee weken later: de dag van de uitvoering. Mieke en ik zijn vroeg, te vroeg? Het is nog geen vier uur. De eettafel is vervangen door een ziekenhuisbed. Meneer H. heeft op ons gewacht; de seconden kropen voorbij. Eindelijk dokter. Zijn zonen, bonken van kerels met betraande gezichten, omringen zijn bed. Het met pijn verkrampte lijf ontspant vrijwel meteen na de eerste spuit. Het ondraaglijk lijden is voorbij. Op het moment van overlijden slaat de koekoeksklok precies vier uur. Een zucht van verbazing waait door de kamer. Dat is de klok die al jaren niet meer sloeg! Wij staan versteld, wat bizar. Het klokje van meneer H. heeft geslagen. Tijd kent geen grenzen.