Klant

Op de dag van de uitvoering kom ik haar tegen voor de seniorenflat. Het lijkt me een vreemd idee, zo’n laatste rondje achter de rollator, samen met haar zoon. Ze kijkt me aan, ergens rinkelt een belletje, maar ze kan me toch niet plaatsen.

Bij ons eerste bezoek reddert ze nog wat in de keuken. Maar tot thee zetten komt het niet, ze mist het overzicht. Als ze eenmaal zit in haar vaste stoel steekt ze meteen van wal. Ze is een vrouw van woorden, van praten, contact maken en genieten van wat anderen vertellen. Ze vertelt over haar opa, die dement geworden was. “Hij zat met een pop op schoot. Ik was nog jong, maar ik dacht meteen, zo wil ík nooit worden.”

'Ik word zo nerveus van die chaos in mijn hoofd.’

“Weet u, mijn hoofd doet het niet meer, dus nu heb ik het ook. Ik herken mezelf niet. Het is zo onrustig in mijn hoofd, ik word zo nerveus van die chaos in mijn hoofd. Ik ben helemaal niet tevreden over mezelf.” Ze maakt een ontredderde indruk, ze wordt wanhopig van het besef dat ze haar gedachten niet kan ordenen. “Ik wil zo graag nog even door, genieten van mijn kinderen en kleinkinderen. Maar ik weet dat het niet meer kan. Ik durf niet eens meer naar het restaurant beneden, bang dat mensen tegen me gaan praten en dat ik dan vergeet wat ze gezegd hebben.”

Daar zit ze, handenwringend, ze vindt het zo moeilijk om te besluiten dat ze wil sterven. Haar ogen zoeken steun bij de bemoedigende blik in de ogen van haar zoon. “Ik kan niet meer doen wat ik wil. Wat heeft het leven zo nog voor waarde? Als ik nee zeg, heb ik morgen spijt. Ik doe de kogel maar door de kerk.” Als verpleegkundige Gert-Jan en ik de kamer binnenkomen, herkent ze me. Ze is opgelucht en blij. Zeker van haar besluit. Verguld ook dat de kinderen en kleinkinderen er allemaal bij zullen zijn. Dan draait ze haar hoofd naar ons toe, ze lacht, ze oogt een beetje ondeugend: “Als mijn hoofd nog goed zou zijn, dan was ik nooit klant geworden bij jullie”.