De ‘eerste keer’ van Paul Kranendonk als verpleegkundige bij het expertisecentrum betrof een vrouw met terminale kanker. Ze was minder ziek dan de mensen die hij had verzorgd op de intensive care. “Ik was verbaasd dat ze nu al om euthanasie vroeg. Totdat in een klap tot me doordrong dat dát nou precies is wat ze wilde voorkomen: een IC-fase die in haar geval toch nooit meer tot herstel zou leiden. Wij zorgmedewerkers zijn opgeleid om patiënten beter te maken, en met alle voortschrijdende technieken worden de behandelgrenzen opgerekt. Maar helpt dat patiënten ook daadwerkelijk?” Die vraag is lastig te bespreken met vakbroeders, ervaarde Kranendonk. Niet alleen in Nederland, maar ook in Soedan, Japan en Mongolië, bijvoorbeeld, waarnaartoe hij periodes was uitgezonden voor onder andere Artsen zonder Grenzen. “Als het gaat over het loslaten van het leven, worden mensen ongemakkelijk, ook in ons werk.”
Om daar verandering in te brengen, ging hij zorgethiek studeren. Sinds zeven jaar geeft hij les aan diverse verpleegkundige vervolgopleidingen, variërend van oncologie en geriatrie tot obstetrie. “Mijn doel is om zoveel mogelijk zorgmedewerkers te laten nadenken over: voor wie en waarom zorgen wij eigenlijk? En ook: wat zijn de dilemma’s? Het levenseinde is daar natuurlijk onderdeel van.” Laatst nog, vertelt hij, gaf hij les op een verpleegafdeling waar een medewerker uit de doeken deed hoe ze was geschrokken toen een patiënt vertelde dat ze liever dood wilde. Haar en anderen aan wie Kranendonk les geeft, drukt hij op het hart: “Wanneer patiënten aangeven te willen sterven, neem dan eerst eens de tijd en luister. Kom niet meteen met oplossingen. Ons vak is zoveel meer dan dat. Praten over kwetsbaarheid en helpen bij het levenseinde horen ook bij goede zorg.”
Ondanks goede jaren op de intensive care, voelde hij steeds meer de wens om zich te bekwamen in goede levenseindezorg. Hij besloot bij Expertisecentrum Euthanasie aan te kloppen, kon hij daar van waarde zijn? Een half jaar heeft hij de twee banen gecombineerd, toen was het hem meer dan duidelijk. “Ik wist: dit is het voor mij. Hier, bij het expertisecentrum, wil ik zijn. Doodgaan kun je niet twee keer doen. Het geeft me zoveel voldoening om mensen in die fase goed bij te kunnen staan en te begeleiden.”
Tekst gaat verder onder de foto.
'Hoe harmonieuzer de euthanasie is verlopen, hoe fijner het is voor de nabestaanden.'
De tweede euthanasie waar hij bij betrokken was, was meteen een hele indrukwekkende: “De patiënt was een jonge vrouw van zesentwintig met een zoontje van vijf. Ze had kanker met uitzaaiingen en was heel stellig: ze wilde afscheid nemen als moeder, niet als uitgemergeld lichaam. Die aanblik wilde ze haar kind besparen. Dat we dat voor haar konden betekenen, vond ik heel bijzonder.” Ook de uitvoering zal hij niet vergeten: “Ze lag in bed, met in de kamer ernaast familie en vrienden rondom de kist die al klaarstond. Haar zoontje had deze beschilderd, samen met zijn vriendjes en vriendinnetjes.” In de tweeënhalf jaar dat hij nu bij Expertisecentrum Euthanasie werkt, heeft Kranendonk zo’n honderd mensen kunnen helpen waarvan ongeveer de helft uiteindelijk euthanasie heeft gekregen. “Helpen betekent dat je een verzoek serieus neemt en onderzoekt of het aan de zorgvuldigheidseisen van de wet voldoet. Euthanasie is niet altijd de beste uitkomst.”
Er zijn blije en droevige trajecten, weet hij inmiddels. “Soms komen er bij de euthanasie zelfs bier en bitterballen aan te pas. Dan is de patiënt omgeven door familie en vrienden en wordt er gelachen, gehuild en geproost op het leven.” De verdrietigste momenten zijn met jonge patiënten. “Die zeggen dan: Ik ben blij dat er verlichting komt, maar ik vind het zo erg dat ik niet nog wat meer van het leven kan meemaken.”
Extra bijzonder was het traject met de actrice Chrisje Comvalius dat hij samen met een arts doorliep. Ze had de ziekte van Alzheimer en koos ervoor om ver voordat ze wilsonbekwaam zou worden met hulp van euthanasie te sterven. Kranendonk: “Ze was een flamboyante persoonlijkheid, die haar hele leven anderen had gecoacht en geholpen en volop in de spotlights had gestaan. Het vooruitzicht dat ze alle controle en regie zou verliezen, was ondenkbaar voor haar. Dat was zo invoelbaar.”
Omdat Chrisje Comvalius haar Surinaamse achterban vertrouwder wilde maken met de mogelijkheid van euthanasie in combinatie met dementie, liet ze zich volgen door een cameraploeg aangevoerd door Hugo Borst en Adelheid Roosen. Beiden hadden een moeder met dementie en in de docu-serie Roosen & Borst (omroep Human) onderzoeken ze de mogelijkheden voor het geval hun hetzelfde lot treft. De serie is vanaf 12 augustus te zien bij de NPO. “Het was apart om onder toeziend oog van de camera’s te werk gegaan. Maar het ging allemaal in overleg met alle partijen, en heel respectvol. De euthanasie zelf gebeurde in intieme kring. Het is Chrisje gelukt om haar hele leven honderd procent de regie te behouden, ook over haar afscheid.”
Artsen en verpleegkundigen van het expertisecentrum vormen hechte teams.
Artsen en verpleegkundigen van het expertisecentrum vormen hechte teams, vertelt Kranendonk. “Vanaf de intake tot de euthanasie zelf trekken we samen op. Zo bouwen we niet alleen een band op met de patiënt, maar ook met elkaar. Allebei even vastbesloten om de patiënt een waardig einde te bieden.” De rolverdeling verloopt vrij organisch, merkt hij. “Mijn ‘ding’ is in ieder geval de verslaglegging, die noodzakelijk is voor de verantwoording aan een Regionale Toetsingscommissie Euthanasie (RTE) om te laten zien dat we voldoen aan de wettelijke eisen en de medische richtlijnen.” Daarnaast is Kranendonk “van de infusen”. “Het klinkt banaal, maar ik ben nu eenmaal goed in het inbrengen daarvan, al is dat natuurlijk maar een promille van het gehele euthanasietraject. De uitvoering is het slotakkoord, maar daaraan gaat nog zoveel vooraf.”
De intake, bijvoorbeeld, en de gesprekken die daarop volgen. Die doen de verpleegkundige en arts altijd samen. “Om zorgvuldig te werk te kunnen gaan en de ondraaglijkheid van iemands lijden in te voelen, moet je de patiënt goed leren kennen. Die aandacht en ruimte vind ik mooi, ik beleef zulke bijzondere momenten. Niet alleen met de patiënt, maar ook met de familieleden. Ook zij verdienen goede zorg. Zij zijn het immers die na het overlijden van hun dierbaren door moeten met het leven. Dat zij onze aandacht waarderen, merk ik vaak aan hun reactie tijdens de evaluatiegesprekken, een week of zes tot acht na de euthanasie. Hoe harmonieuzer de euthanasie is verlopen, hoe fijner het is voor de nabestaanden. Overlijden doe je niet alleen.”
Zijn werk voor het expertisecentrum heeft hem gesterkt in zijn dankbaarheid voor de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl). “Ik ben blij dat we mensen die ondraaglijk en uitzichtloos lijden in ons land een goede dood kunnen bieden.” Hoe meer we daar in de zorg op toegerust zijn, hoe beter, vindt hij. Daarom hoopt hij op termijn ook consulent te worden bij het expertisecentrum. “Ik wil artsen graag begeleiden zodat zij zelf hun patiënten met een euthanasieverzoek kunnen helpen.” Dat wordt steeds noodzakelijker, besluit hij. “Onze samenleving vergrijst in zo’n snel tempo. En de patiënt wordt steeds mondiger. Het aantal euthanasieverzoeken zal dus alleen maar toenemen.”
Geplaatst op Fotografie: Martijn Beekman. Tekst: Teus Lebbing. © Expertisecentrum Euthanasie