De vlucht voorwaarts


Het was de derde keer dat ik een spoedcasus aannam. Spoed betekent dat de euthanasie in principe binnen twee weken wordt uitgevoerd. Dennis was vijfentwintig en terminaal: botkanker met uitzaaiingen in de longen. Drie dagen na zijn aanmelding stonden verpleegkundige Rob en ik in een kleine schaars ingerichte flat met een megagroot televisiescherm, een ziekenhuisbed en een bed voor vriendin Laura. Dennis zat op de grote hoekbank, benauwd, bleek, zuurstofslangetje.

De verhoudingen waren meteen duidelijk: wij waren een hinderlijke onderbreking van een dag waar Dennis alles uit wilde halen. Hij sprak in staccato zinnen. Hij moest trouwens zo weg, een hondje halen. Dat was leuk voor zijn broertje, voor als hij dood was. “Alles wat ik nalaat is voor Jeffrey, hij blijft hier wonen.” Zijn moeder was een “…wijf”. Hij wilde niet dood, hij wilde het geregeld hebben. De dood kon rekenen op achteloze minachting. Voort wilde hij, leuke dingen doen, vissen met Jeffrey, aan auto’s sleutelen.

Vijf dagen later zijn we er weer. Dennis is erg benauwd en kaal, Laura heeft hem geschoren. Ze gaan een lang weekend naar de Ardennen, het zwarte hondje mag mee. Gisteren heeft hij een nieuwe scooter gekocht, zelf opgehaald, veertig kilometer zonder jas was best koud. Over de risico’s van de trip viel niet te praten. Laura huilt. Dennis zal bellen als het niet meer gaat. Snel handelen kan, SCEN-arts, apotheek, alles is geregeld. Dennis belt niet. Dus belt Rob. Dennis is oké, hij zit met een morfinepomp op de scooter.

Alles is explosief, de sfeer, de sigaret en de tank.

Zondag, drie weken later; Dennis wil morgen euthanasie. Vraagt niet of het kan. Als we die maandag binnenkomen struikelen we bijna over de lege zuurstoftanks. De kamer zit stampvol. Drie mannen van zijn werk, zijn moeder, broer en vriendin. Niemand draagt een mondkapje, dat kan ook niet als je rookt. Dennis wil nog een sigaret, en een volle zuurstoftank. Hij is halverwege de bank en het bed. Rob sluit hem aan. Dennis leunt op de volle tank. Alles is explosief, de sfeer, de sigaret en de tank. Liggend op het bed wenst hij iedereen veel plezier in het leven. Moeder is een decorstuk, de Marokkaanse collega huilt als de vader van voetballer Nouri. Buiten kijken Rob en ik elkaar beduusd aan. Zo voelt het om een instrument te zijn.