Corona

Jarenlang werkte ik zonder de aanwezigheid van een minuscuul virus dat ons leven achteloos in de war schopt. Dat voorlopig van geen ophouden weet. Dat zich maar moeizaam laat kennen. Ons voor verrassingen stelt. Dat maakt dat we achter de feiten aan lopen.

In maart moesten wij ons werk voor Expertisecentrum Euthanasie opschorten vanwege de intelligente lockdown. Toch mocht ik nog een euthanasie uitvoeren bij een patiënt met een uitbehandelde psychische aandoening, omdat de datum al vaststond. Daar stonden verpleegkundige Monique en ik voor de deur. We wisten wie achter die deur zou staan. Zeventwintig was hij en ouder zou hij nooit worden. De deur ging open. Mike keek ons aan. Een beetje verbaasd. Hij had niet gedacht dat we zouden komen.

Hij had een ernstige stoornis in het autistisch spectrum. In onze gesprekken hadden we zijn onvermogen om contact te hebben met mensen, met ons, met zijn moeder, meegemaakt. Het onvermogen dat hij met zijn lange zwarte onverzorgde haren ongewild demonstreerde door de stilte, de tijd die hij nam bij een vraag – alsof er iets haperde. De antwoorden die uitbleven. De antwoorden die we hem toch ontlokten. Antwoorden die nodig waren om hem te kunnen helpen. Parallelle werelden. Dat was precies wat de basis van zijn lijden was. Hij begreep de ander niet: ‘Ik kan niets met mensen.’

‘Daar zaten we op onze stoelen. Het voelde tegennatuurlijk.’

Bij een uitvoering proberen we altijd enige lichtheid in de zwaarte van het moment te brengen. Professionele én menselijke betrokkenheid, warmte en een uitgestoken hand, een arm om iemands schouder.

Zijn moeder was jong en intens verdrietig. Wij moesten op anderhalve meter blijven. Mike ging zijn apparatuur uitschakelen. Daar zaten we op onze stoelen. Het voelde tegennatuurlijk. Het duurde lang voordat Mike beneden kwam, de computers waren uit.

Hij lag op zijn bed, zijn moeder naast hem. Er waren geen laatste woorden. Mike hield zijn eigen handen vast.