Columns Geplaatst op
Citaten van ondraaglijkheid

“Heerlijk, fantastisch, graag!” Hij heft beide armen op, misschien zoals hij ooit deed toen hij als trouw supporter van Ajax een doelpunt van Cruijff vierde. Maar dat is lang geleden. Het gaat nu niet over scoren, of misschien toch wel: het gaat over de euthanasie die hij al zo lang wil en die hij nu kan krijgen, heb ik hem net verteld. Want we hebben het hele traject afgelegd. De verpleegkundige en ik hebben langdurig met hem gesproken, alle informatie gewogen, vastgesteld dat hij wilsbekwaam is, vrijwillig en weloverwogen tot zijn besluit is gekomen en zowel uitzichtloos als ondraaglijk lijdt.
Ik moet uitleggen waarom ik juist van déze man in déze situatie niet mag verwachten dat hij na een jaar nog trek krijgt in het leven.
De 97-jarige meneer W. zit in zijn leunstoel bij het raam van het appartement waar hij de laatste dertig jaar heeft gewoond. We zien vierhoog uit op de kruinen van de bomen die langs het plein staan, daar beneden rijden bussen en in de verte is zelfs een treinstationnetje te zien. De woonkamer hangt vol met schilderijtjes, het vloerkleed toont de sporen van veel ongelukjes met de koffie. Hij is lang, zijn ledematen steken als stokken in zijn broekspijpen omhoog vanuit de leunstoel.
Ook is hij doof en ziet weinig meer. De glazen deur aan het eind van de gang is voor hem een verre witte vlek waarin een schaduw beweegt als zijn buurvrouw binnenkomt. Ze was een vriendin van zijn drie maanden geleden overleden vrouw. Nadat zijn vrouw in verwarde toestand was opgenomen in een verpleeghuis, bracht de buurvrouw hem een paar keer per week in zijn rolstoel naar haar toe. Sinds drie maanden is hij weduwnaar. Hij is dus negen maanden alleen en voelt zich hopeloos eenzaam. De buurvrouw controleert drie keer per dag hoe het met hem is, of hij nog iets nodig heeft en of hij niet op de grond ligt, want dat gebeurt nog wel eens als hij naar het toilet gaat met zijn rollator. Zelf kan hij niet meer overeind komen.
Door zijn doofheid spreekt hij luid, en met een onvervalst Amsterdams accent waardoor hij mij doet denken aan Wim Sonneveld in een conferencetekst van Simon Carmiggelt. Die associatie wordt nog sterker als ik zijn antwoord hoor op mijn vraag of hij zich kan voorstellen dat hij een over een half jaar misschien meer zin in het leven zou kunnen hebben? Immers, het verlies van je levenspartner geeft volgens de literatuur recht op toch wel een jaar rouw, en zou deze doodswens daarmee te maken hebben? Maar hij lacht me uit en antwoordt: “Nee, meneer, daar ben ik te oud voor”. Hij zegt er nog net niet achteraan “voor die rotzooi”, maar dat bedoelt ’ie wel. En ik geloof het meteen, maar ik moet rekening houden met de toetsingscommissie en uitleggen waarom ik juist van déze man in déze situatie niet mag verwachten dat hij na een jaar nog trek krijgt in het leven en een relatie. Daar helpt zijn eigen tekst enorm bij: het is beter dat hij zélf zegt dat hij daarvoor te oud is, dan dat ík dat zeg. Dus citeer ik hem in het meldingsverslag graag, dat overtuigt.
Dat overtuigen vind ik nogal eens lastig. Vooral bij mensen zoals de heer W. bij wie je al vanaf het eerste moment dat je ze ziet weet: dit klopt, deze man of vrouw heeft recht op mijn hulp. Het eerste wat meneer W. zei toen ik hem voor de eerste keer sprak was: “Dokter, ik wil zo graag dóód. Ik zit hier hele dagen te wachten op de dood. Het leven is klaar voor mij”. Dit herhaalde hij nog minstens drie keer in dat eerste gesprek en in de twee gesprekken die volgden hetzelfde: “Dokter, ik wil zo graag dóód”. Het vooruitzicht verder te moeten leven vervulde hem met wanhoop en paniek en dan moest hij huilen. Zulke ervaringen zijn lastig onder te brengen in het antwoord op de vraag: “Wat maakte dat het lijden van de patiënt voor u invoelbaar was?” Doordat ik dat van hem gehoord had kon ik begrijpen dat hij opgelucht en opgetogen was toen ik hem vertelde dat ik hem kon helpen. En dat hij zijn armen in de lucht stak, hoeveel moeite hem dat ook kostte. Ik kon begrijpen dat het leven voor hem te moeilijk was geworden, dat hij niet verder kón leven.