Ze kan ons thuis niet ontvangen, thuis voelt ze zich niet veilig met vreemden in huis. In de spreekkamer van haar steunen toeverlaat, sociaal psychiatrisch verpleegkundige Linda, kan het wel. We zitten tegenover haar in een kleine steriele kamer. Een frêle vrouw, sportief gekleed, schuchtere blik. Ze begint te ‘ratelen’ zodra we een vraag stellen. Mechanisch en monotoon, alsof ze de woorden van iemand anders heeft geleend. De woorden leiden een eigen leven, contact maakt ze nauwelijks, er is angst in haar ogen. Af en toe lijkt ze ons letterlijk te verliezen. Later zou ze zeggen dat ze ‘uitcheckt’ als het haar teveel wordt.
Krans
Een gesprek met Chantal blijkt een balanceeract voor gevorderden. Er zijn veel vragen die verkeerd vallen, er zijn veel antwoorden die verpakt worden in opstandigheid en boosheid: dan schiet ze overeind, haar stem heeft wél kracht. We worden op de proef gesteld, Edith en ik. Of wij misschien ook afhakers zijn. Of wij haar ook in de steek zullen laten.
Loesje
Ze is tegendraads vanaf het allereerste moment. Ik ben alleen, het is een verkennend bezoek. Haar woonkamer lijkt een uitdragerij, overal hoog opgestapelde dozen. Ze zit op een finaal versleten grijze bank, draagt een zwarte pet, onder handbereik shag en een asbak vol peuken. De gordijnen zitten potdicht. Ik moet maar niet op de rotzooi letten. Dat doet ze zelf ook niet.
Breekbaar
Ik was alleen, het was een verkennend gesprek. Ik stond voor de deur en ik zag haar gluren. Klein wijffie, negenentachtig, mooie kleurige rok. Ik moest vooral gaan zitten, misschien wilde ik iets drinken? Ze zat tegenover me. Ik op de rode leren bank pal naast een overladen boekenkast met titels die ik zelf ook in de kast had staan