SCEN-arts moet collega adviseren, niet de patiënt

De Levenseindekliniek streeft naar een optimale relatie met de artsen met wie ze in haar werk te maken heeft: huisartsen, psychiaters, andere specialisten, maar ook de SCEN-artsen die worden geraadpleegd bij een euthanasie. In vrijwel alle gevallen lukt dat ook. De honderden contacten die we in de loop der jaren hadden met SCEN-artsen verliepen over het algemeen professioneel en in goede sfeer. Een heel enkele keer gaat het mis. Zoals bij de SCEN-artsen tegen wie door nabestaanden na lang nadenken toch een klacht werd ingediend bij de SCEN-klachtencommissie.

Beide artsen overtraden de richtlijn voor SCEN-artsen , die bepaalt dat ze zelf geen behandeladviezen geven aan een patiënt tijdens een SCEN-consult. In dit geval was dat een vrouw van 90-plus, met diverse aandoeningen waardoor steeds terugkerende spontane wervelfracturen optraden, die haar langdurig hevige pijn bezorgden. Eerdere behandelingen met herhaalde ruggenprikken hadden haar slechts kortstondig geholpen. Ze kon morfineachtige pijnstillers en moderne langwerkende varianten daarvan niet verdragen.

De euthanasiewens van de vrouw werd door de SCEN-artsen toch negatief of onvoldoende overwogen beoordeeld: ze moest eerst, zo lieten ze haar weten, nog een bijzondere pijnbehandeling ondergaan in een gespecialiseerde pijnpoli waar ook de eerste SCEN-arts aan verbonden was. In het voortraject van het onderzoek had patiënte laten weten geen verdere invasieve behandelingen (prikken) aan haar wervelkolom meer te willen ondergaan.

De patiënte ging inderdaad naar de pijnpoli. Ze ervoer de opmerkingen van de beide SCEN-artsen als een voorwaarde om euthanasie te krijgen. Op de pijnpoli bleek opnieuw dat ze deze bijzondere behandelmogelijkheid bewust en weloverwogen afwees. Patiënte wilde persé niet dat haar lichaam nóg eens werd onderworpen aan voor haar ingrijpende en bekende behandelingen met een slechts tijdelijk effect. Een nieuwe SCEN-arts adviseerde nu wel positief over het euthanasieverzoek. De vrouw kreeg euthanasie. De toetsingscommissie oordeelde dat aan de zorgvuldigheidscriteria was voldaan.

De dochter van de patiënte diende, gesteund door de arts van de Levenseindekliniek, een klacht in tegen de twee SCEN-artsen. Haar moeder had zich onheus bejegend en onder druk gezet gevoeld om nog een – in haar ogen zinloze – pijnbehandeling te ondergaan. De klacht werd afgewezen. Dat de SCEN-artsen zich tegen de richtlijn in direct tot de patiënte richtten was begrijpelijk, aldus de klachtencommissie. De arts van de Levenseindekliniek was volgens de SCEN-artsen alleen gefocust geweest op euthanasie en zou geen boodschap hebben gehad aan het SCEN-advies. Waarom hij dan de euthanasie niet uitvoerde en patiënte toch motiveerde het advies van de SCEN-artsen op te volgen kwam tijdens de klachtenzitting niet aan de orde. Het gebeurt vaker dat de consultvragend arts en SCEN-arts uiteenlopende visies hebben op een euthanasievraag. SCEN-artsen komen soms met suggesties voor een behandeling die mogelijk nog iets kan veranderen aan de euthanasiewens. Als onze artsen het idee hebben dat het een nuttige aanvulling kan zijn op het traject, dan wordt dit gevolgd. Als het alleen goed is voor de gemoedsrust van de SCEN-arts wordt het ingewikkelder. Een bloedonderzoek een paar weken voor de geplande euthanasie, een psychiater voor iemand die geestelijk volkomen gezond is, het zijn praktijkvoorbeelden van SCEN-adviezen die niets toevoegden aan wat al bekend was in het vooronderzoek over de euthanasiewens. Het zijn voorbeelden van wat de Regionale Toetsingscommissies euthanasie in hun code of practice ‘buitenwettelijke eisen’ noemen.

De twee SCEN-artsen gingen nog verder. Uit de zitting en de stukken van de klachtencommissie komt het beeld naar voren van twee artsen, die de patiënte voorspiegelden dat zij de euthanasie konden verbieden als ze hun adviezen niet opvolgde. Terwijl een SCEN-advies, hoewel zwaarwegend, niet meer is dan dat: een advies. Dat onze arts desondanks, blééf proberen in het belang van zijn patiënte, de SCEN-artsen aan zijn kant te krijgen, zegt iets over zijn zorgvuldigheid en betrokkenheid bij het welzijn van zijn patiënt.

De klachtenprocedure heeft bij alle betrokkenen een onbevredigend gevoel achtergelaten: de dochter van de patiënte, de twee SCEN-artsen, onze eigen arts. De Levenseindekliniek betreurt dat. Het streven naar een goede samenwerking met alle betrokkenen bij een euthanasieproces blijft onverminderd groot. Het belang van onze patiënten gaat echter vóór alles. Ook voor het verlangen van SCEN-artsen de patiënt nog een behandeling te laten ondergaan bij een pijnpoli waar ze zelf aan verbonden zijn. Elke behandeling vraagt om informatie vooraf en daarna om toestemming van de patiënt. Deze heeft ook het recht om de behandeling te weigeren, het zogenoemde schildrecht.

Steven Pleiter en Willem Spiers zijn respectievelijk raad van bestuur en arts Expertisecentrum Euthanasie