‘Waardig sterven blijft een brandend thema, ook voor mij.’

Willeke Stadtman, arts bij Expertisecentrum Euthanasie, over euthanasie, eigen regie en de moed om los te laten.

Begin dit jaar verscheen de herziene versie van Slotakkoord, het allesomvattende boek over euthanasie, hulp bij zelfdoding, voltooid leven en sterven in eigen regie. Schrijver is Willeke Stadtman, sinds tien jaar arts bij Expertisecentrum Euthanasie. Waarom moest de update er komen? En hoe kijkt zij zelf naar de dood?

Willeke Stadtman (1950) is arts en docent bij Expertisecentrum Euthanasie en ook columnist van de Vrienden-nieuwsbrief. Voor ze in 2015 startte bij het expertisecentrum, werkte ze ruim dertig jaar in de zorg, eerst als arts en later als bestuurder. In haar eerste jaren als arts bij het expertisecentrum bemerkte Stadtman de onduidelijkheid die er leefde over het levenseinde en de (on)mogelijkheden van de euthanasiewet, zowel bij haar patiënten als hun omgeving. Om helderheid te bieden, besloot ze de antwoorden in een boek te vatten. Dat werd Slotakkoord, vol praktische informatie over haar complexe dagelijkse praktijk. Alle thema’s rondom euthanasie, hulp bij zelfdoding, voltooid leven en sterven in eigen regie passeren de revue, per onderwerp ‘verlevendigd’ met een persoonlijke portret van een patiënt met een euthanasieverzoek. Ook de artsen en verpleegkundigen die met zo’n wens te maken krijgen, komen aan het woord. Dat maakt het boek, behalve informatief, vooral ook menselijk.

Negen jaar later is er nu de bijgewerkte versie van uw boek Slotakkoord. Wat biedt de nieuwe uitgave?

“Met Slotakkoord wilde ik het euthanasieproces inzichtelijk maken voor een groot publiek. Aan de opzet is niets veranderd, de nieuwe versie is vooral geactualiseerd. De wetgeving en het debat rondom euthanasie hebben zich in de loop der jaren natuurlijk ontwikkeld. Neem de uitspraken van de Hoge Raad over wilsonbekwaamheid bij dementie, discussies en voorstellen over euthanasie bij voltooid leven en psychiatrie. Dit was een goed moment om te laten zien wat de ontwikkelingen betekenen voor de dagelijkse praktijk rond euthanasieverzoeken.”

Is het soort vragen van patiënten met een euthanasieverzoek veranderd?

“Wat me opvalt is dat patiënten mondiger zijn geworden, vooral in het geval van somatische ziekten. Dat merk ik bijvoorbeeld tijdens een eerste huisbezoek. Wanneer de verpleegkundige en ik de procedure uitleggen en vertellen over het onderzoek en de gesprekken die gaan volgen, dan onderbreekt de patiënt weleens ongeduldig: ‘Procedure, hoezo een procedure? Ik mag toch zeker zelf wel weten dat ik dood wil?’ En dan zeg ik: ‘Zeker. Maar als u het ons vraagt om uw leven te beëindigen, dan doen wij dat op de manier waarop de wet dat voorschrijft.’ Er zijn mensen die denken dat euthanasie een recht is. Ze vergeten dat ze daar een arts voor nodig hebben en dat die arts een professional is én een mens.”

‘De meeste patiënten die een beroep op me doen willen niet dood, ze willen dat het lijden stopt.

Hoe reageert u dan?

“Soms word ik wel even kribbig. Zeker als ze vragen: ‘Waarom doet u zo moeilijk? In andere landen gaat het heel makkelijk.’ Daarin schuilt onwetendheid. Ik zeg dan dat Nederland een ‘paradijs’ is waar het om euthanasie gaat. Ook leg ik uit hoeveel er komt kijken bij de uitvoering van euthanasie volgens de normen van de wet. En dat dat verlenen van euthanasie voor mij als arts geen peulenschil is.”

Want hoe is het voor u als arts?

“Willens en wetens iemand laten sterven went nooit, hoezeer ik geloof in mijn werk en met hart en ziel mensen met een doodswens bijsta. Het is groot en spannend, en soms ook buitengewoon schrijnend. Het is soms niet te vatten hoeveel pech een mens kan treffen. De meeste patiënten die een beroep op me doen willen niet dood, ze willen dat het lijden stopt, ze kunnen het leven niet meer dragen. Ik gun iedereen zeggenschap over zijn eigen einde, mits het verzoek voldoet aan de eisen van de wet. Daar kan ik bij helpen. Gelukkig ben ik bij de daadwerkelijke uitvoering nooit alleen, altijd met een verpleegkundige. We kunnen samen onze gevoelens delen.”

Waarom bent u dit werk gaan doen?

“In mijn bestuurlijke loopbaan in de zorg was ik vooral aan het regelen en organiseren. Dat gaf me voldoening, maar ik was ooit dokter geworden om mensen in nood te helpen, om dichtbij hen te staan. In de zomer van 2014 las ik in de krant een interview met mijn huidige collega Gerty Casteelen, waarin ze bevlogen vertelde over haar werk als arts bij Expertisecentrum Euthanasie voor mensen met een psychiatrische aandoening. Ik was gefascineerd.”

Wat fascineerde u?

“Hoe complex, boeiend en fijn het is om mensen te kunnen ondersteunen bij een moeilijk besluit als euthanasie, want daar is veel moed voor nodig. Wat me ook triggerde in Gerty’s verhaal is het psychiatrisch lijden dat ze beschreef. Dat herken ik van mijn eigen gezinssituatie. Zowel mijn eeuwig piekerende vader als mijn jongste broer zijn eenzaam gestorven. Mijn vader overleed in 1996 aan een hartstilstand. Vier jaar later maakte mijn jongste broer Wilfred op zijn 36ste een einde aan zijn leven. Hij was niet in staat om zich los te maken van zijn jeugd.”

Wat voor jeugd was dat?

“Ontregelend en onveilig. Ik ben de oudste in een gezin van vier kinderen, zeven jaar na mij kwam mijn zusje, mijn broers zijn twaalf en veertien jaar jonger. Onze vader was getekend door ongelukkige kinderjaren in pleegfamilies en maakte in de oorlog een foute keuze. Hij kreeg vier jaar jeugddetentie, maar kon daarna niet uit de voeten met het label ‘fout’. Dat vertaalde zich in nihilisme en een absoluut wantrouwen in de mens. Altijd bleef hij op voet van oorlog, met iedereen om zich heen. Mijn moeder, ook kind van de oorlog, nestelde zich in de slachtofferrol. Zo jong als ik was, probeerde ik te bemiddelen en ruzies of erger te voorkomen.”

Wat deed uw vaders belaste verleden met u?

“Sterk zijn was mijn overlevingsmechanisme. Mijn mazzel was dat ik school altijd heerlijk vond. Leren, studeren, hard werken: dat is altijd mijn motor in het leven geweest. Anders was dat voor mijn jongste broer. Hij werd depressief en kon geen hulp accepteren. Zijn psychisch lijden was groot en ik heb zijn dood niet kunnen voorkomen.”

Hoe beïnvloeden deze ervaringen u als arts?

“Je kunt dit werk niet doen zonder een diepe empathie met de medemens. Ik wéét hoe diep en intens mensen kunnen lijden, ook psychisch. Daarom ben ik extra gemotiveerd om psychiatrische patiënten bij te staan. Een groep psychiaters rept in de media geregeld over de te jonge leeftijd van psychiatrische patiënten die sterven met behulp van euthanasie. Zij bestempelen hen als mogelijk niet voldoende wilsbekwaam om een dergelijke keuze te maken. Dat raakt me. Want waar ze aan voorbij gaan is de lange lijdenstijd van deze patiënten. Het gaat mij niet om hun leeftijd, maar om de tijd dat deze jonge mensen al ernstig hebben geworsteld. Als ik de beweringen van de psychiaters in de media voorbij zie komen, denk ik: wees behoedzaam met wat je zegt. Voor mij geldt dat ik trots en dankbaar ben dat ik mensen die ondraaglijk en uitzichtloos lijden mag helpen aan een waardig levenseinde.”

Bent u bezig met uw eigen dood?

“Waardig sterven blijft een brandend thema, ook voor mij. Ik word 75, ook privé heb ik te maken met mensen die tobben met hun gezondheid en sterven, dat is de levensfase waarin ik me bevind. Tijdens euthanasietrajecten zie ik hoeveel moed het vraagt om in eigen regie het leven los te laten, om je te onthechten van alles en iedereen, inclusief jezelf. Kan ik dat ook, als het niet meer gaat? Ik denk dat ik dat pas weet als het echt zover is.”

Naast Slotakkoord (2025, Just Publishers), schreef Stadtman het persoonlijke Op voet van Oorlog (2016, Atlas Contact) over haar aangrijpende familiegeschiedenis.

Om terug te gaan naar de nieuwsbrief, klik hier.

‘Vrienden voor het leven’ 20 – mei 2025

Geplaatst op Fotografie: Martijn Beekman. Tekst: Teus Lebbing © Expertisecentrum Euthanasie.