Nazorg

Na het overlijden zijn er nog een aantal zaken die aandacht vragen:

Gemeentelijk lijkschouwer
Nadat u de gemeentelijk lijkschouwer op de hoogte heeft gebracht van een niet-natuurlijk overlijden in de vorm van levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding komt hij (of zij) de schouw uitvoeren. Belangrijk is dat alle bewijzen van de uitgevoerde euthanasie in tact zijn, dat wil zeggen: het infuus blijft in situ en de gebruikte flacons van de euthanatica kunnen worden getoond. De schouwarts controleert of de benodigde documenten aanwezig zijn en neemt ze met u door. De gemeentelijk lijkschouwer heeft vervolgens telefonisch contact met de Officier van Justitie. Als er geen onregelmatigheden zijn, zal deze het lichaam vrijgeven. Vervolgens stuurt de gemeentelijke lijkschouwer het dossier door naar de betreffende regionale toetsingscommissie euthanasie.

Pas nadat het lichaam vrijgegeven is, mag het infuus verwijderd worden en kan de familie contact opnemen met de uitvaartverzorging.

Apotheek
Alle gebruikte flacons, inclusief noodset, brengt u persoonlijk terug naar de apotheker, waar nog een korte evaluatie volgt. Zowel apothekers als artsen kunnen worden gevraagd om na uitvoering van euthanasie een KNMP-evaluatieformulier in te vullen. Het formulier is bedoeld om de werking van de standaard euthanatica te kunnen toetsen en zo nodig bij te stellen op grond van ervaringen.

Nazorg
Hoewel de nazorg en de rouwverwerking in principe niet anders zijn dan bij een natuurlijk overlijden, is het raadzaam om bij de rouwvisites extra aandacht te besteden aan de specifieke vragen over de uitgevoerde euthanasie. Het is belangrijk om als zorgverleners met elkaar ook een moment te bepalen om terug te blikken. Sommige artsen voeren euthanasie altijd samen met een collega uit. Er is dan technische ondersteuning en aandacht voor emotionele aspecten.

Regionale toetsingscommissie
Nederland kent vijf Regionale Toetsingscommissies Euthanasie. De toetsingscommissies beoordelen of een arts die euthanasie heeft uitgevoerd of hulp bij zelfdoding heeft verleend, zich heeft gehouden aan de zorgvuldigheidseisen die zijn beschreven in de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. De plaats van overlijden van de patiënt bepaalt welke commissie bevoegd is de melding te behandelen.

De secretaris van de commissie stuurt de lijkschouwer en u als meldend arts binnen enkele dagen na ontvangst van de documenten een ontvangstbevestiging. De toetsingscommissie beoordeelt de melding op basis van uw verslag, het verslag van de consulent en -indien aanwezig- de schriftelijke wilsverklaring, een medisch journaal en/of specialistenbrieven. Als de commissie nog vragen heeft, zal zij die veelal schriftelijk, maar soms ook telefonisch stellen. Ook is het mogelijk dat u en/of de consulent worden uitgenodigd voor een gesprek. De commissie geeft haar gemotiveerde oordeel in principe binnen zes tot twaalf weken na ontvangst van de melding schriftelijk aan u door.