Euthanasie en wetgeving: gebonden aan de wet

Sinds 2002 is euthanasie en hulp bij zelfdoding in Nederland onder voorwaarden (de zorgvuldigheidseisen) toegestaan. Dit is vastgelegd in de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (2002), vaak kort genoemd: Euthanasiewet. In deze wet wordt euthanasie omschreven als handelen dat het leven van een ander op diens uitdrukkelijk verzoek beëindigt.

Van euthanasie is sprake als een arts de dodelijke middelen toedient aan de patiënt. Bij hulp bij zelfdoding verstrekt de arts de dodelijke middelen, maar neemt de patiënt die zelf in. In het Nederlandse debat en in de rechtsontwikkeling wordt tussen beide vormen van levensbeëindigend handelen geen principieel onderscheid gemaakt.

Een arts moet bij beide vormen van handelen dezelfde zorgvuldigheidseisen in acht nemen. Daarnaast moet hij of zij de euthanasie of hulp bij zelfdoding melden bij de gemeentelijk lijkschouwer. Een Regionale Toetsingscommissie Euthanasie beoordeelt vervolgens of de arts aan de zorgvuldigheidseisen heeft voldaan.

Expertisecentrum Euthanasie volgt in haar werkzaamheden de diverse richtlijnen die Nederland kent op het gebied van euthanasie. Ook voor u als arts zijn deze richtlijnen van belang. Of het nu gaat om het verlenen van euthanasie in het algemeen, bij patiënten met een psychische stoornis of over euthanasie en orgaandonatie. Andere belangrijke bronnen van informatie voor u als arts zijn de verschillende handreikingen van KNMG over levenseinde, euthanasie en aanverwante zaken.